Onderwijs zonder cijfers

19 augustus 2015| Tags:, | Tags:

Simone Kooij (onderwijsadviseur Hogeschool Rotterdam)

Waarom geven we cijfers? Deze vraag stelde docent Joe Bowen zich, en hij kwam tot de conclusie dat cijfers geven het leren van studenten in de weg staat. Hij besloot cijfers geven in zijn onderwijs af te schaffen. We zoomen in op zijn argumentatie en ervaringen.

Cijfers geven is een gemakzuchtig gebruik. Studenten hoeven niet op hun leren te reflecteren, want dat heeft de docent al voor hen gedaan. Docenten hoeven zich niet in te spannen om authentieke betrokkenheid van studenten voor elkaar te krijgen, die is er al vanwege de cijfers. Managers en toezichthouders hoeven zich niet bezig te houden met allerlei details over wat er echt in de klas gebeurt, ze kunnen gewoon naar de cijfers kijken.

Cijfers voeden de extrinsieke motivatie van studenten. We geven cijfers om studenten te motiveren voor leren, maar kunnen we hen in plaats daarvan niet helpen er een echte reden voor te vinden?

Leren kan vaak niet gereduceerd worden tot een cijfer. Leren kan niet gemeten worden, maar kan wel worden geobserveerd en beschreven. Dit levert waardevolle informatie op: feedback. Volgens Bruner moeten we een omgeving creëren, waarin studenten succes en falen niet zien als beloning en straf, maar als informatie. Feedback moet studenten aan het denken zetten en aanzetten tot reflectief leren. Cijfers zitten dit proces vaak in de weg.

Joe Bowen geeft taal en science een Canadese middelbare school. In zijn onderwijs (waarbij hij zijn studenten een heel jaar lang elke dag ruim 100 minuten ziet), heeft hij cijfers vervangen door informatieve feedback tijdens het leerproces van de studenten. Deze feedback bouwt hij op door eerst met de student te delen wat hij ziet en hoort, vervolgens suggesties te doen en tot slot reflectieve vragen te stellen. Alleen aan het eind van het jaar moet hij een cijfer op het rapport geven. Zijn ervaringen hiermee beschrijft hij in een aantal fasen. In het begin zijn met name goed presterende studenten argwanend, want dit haalt hun bewijs van goed presteren weg, en ze zijn vaak erg gericht op ‘wat wil de docent van mij’. De gemiddelde en zwakke studenten vinden het vaak prima, misschien omdat het eens iets anders is. Vervolgens vergeet iedereen de cijfers langzaam. Daarna ontstaat er bij sommige studenten paniek. Ze verwachten een oordeel van de docent, maar krijgen dat niet. Studenten zijn zich gaan identificeren als ‘een 9-student’ of ‘een zesjes-student’. Terwijl het er uiteindelijk niet om gaat je zelfbeeld te vormen op basis van cijfers die je van iemand anders krijgt, maar om het zelf kunnen evalueren van je prestaties.

Uiteindelijk resultaat van de aanpak is dat de studenten meer gefocust zijn op leren, dan calculerend bedenken of iets het waard is om tijd in te steken. Gevolg is ook dat studenten meer initiatief nemen, creatiever zijn en met eigen voorstellen komen over wat en hoe ze willen leren. Dit betekent dat de docent flexibel moet zijn, minder de controle heeft.

Maar hoe vertaal je al die observaties en feedback aan het eind van het jaar toch in dat verplichte cijfer? Bowen doet dit samen met de studenten. Studenten verzamelen bewijs voor hun leren in een portfolio, op basis van alles wat ze dat jaar hebben gedaan. De docent laat zijn professionele oordeel over de studenten, opgebouwd tijdens een heel jaar intensief contact, meewegen. En de studenten beoordelen zichzelf, waarbij de ervaring is dat hun cijfers sterk overeen komen met de cijfers die de docent zou geven.

Ik zoek…

Nieuwsbrief ontvangen

Abonneren op blog

Bijdrage leveren

Neem contact op als je een bijdrage wilt leveren aan Platform Leren van toetsen