De verwevenheid van feedbackgeletterdheid en de leeromgeving
Henderijn Heldens (Fontys Hogescholen), Ellen Bredenoort (Saxion) en Martijn Leenknecht (HZ University of Applied Sciences)
Tot nu toe wordt feedbackgeletterdheid van studenten vaak besproken als een gegeven, iets dat voor iedere student hetzelfde is en dat bij wijze van spreken als een generieke vaardigheid aangeleerd kan worden. Hiermee onderschatten we echter de invloed van sociale en materiele aspecten op de ontwikkeling van feedbackgeletterdheid. Wij lazen het werk van Karen Gravett (2020), waarin zij feedbackgeletterdheid beschouwt vanuit een socio-materieel perspectief, en nemen jullie mee in wat het lezen van het artikel ons bracht.
Gravett bouwt met haar artikel voort op Sutton (2012) die argumenteert dat feedbackgeletterdheid vanuit een breder perspectief bezien zou moeten worden. Gravett neemt een socio-materieel perspectief in om de verwevenheid (entanglement) van feedbackinteracties met de leeromgeving zichtbaar te maken. Het gaat in het feedbackproces namelijk niet alleen om de relatie tussen student en docent, of student en peer, maar juist ook om de invloed van de leeromgeving op die relatie en op de feedbackdialoog. Zij onderscheidt vier dimensies in de leeromgeving die van invloed zijn op het feedbackproces: ruimte, tijd, materialen en machtsverhoudingen.
Ruimte
Of het nu gaat om fysieke ruimte zoals een klaslokaal of virtuele ruimte (bijvoorbeeld een digitale leeromgeving), een ruimte is nooit neutraal als het gaat om feedbackinteracties. Zo is het bijvoorbeeld lastig om feedbackinteracties aan te gaan in een ruimte waarin je elkaar niet goed kunt verstaan (een vol en druk lokaal), waarin je je geïntimideerd voelt (een spreekkamer van een docent) of waarin je je niet gelijkwaardig voelt (denk aan de docent die vroeger op een verhoging plaatsnam). Een virtuele ruimte kan onvoldoende gevoel van verbondenheid oproepen voor een feedbackinteractie, slechte beeld of geluidkwaliteit kunnen een goed gesprek verhinderen en ook een gebrek aan privacy kan belemmerend werken. Gravett pleit ervoor om bij het ontwerpen van feedbackprocessen rekening te houden met de mogelijke invloed die de ruimte kan hebben op de kwaliteit van de interactie. De (virtuele) ruimte moet idealiter bijdragen aan een gevoel van veiligheid en gelijkwaardigheid om de feedbackdialoog en de verwerking van feedback te bevorderen.
Tijd
Hoewel tijd vaak wordt gezien als een soort vast gegeven (je hebt veel of weinig tijd), zou je tijd ook kunnen zien als iets dat ingebed is in een sociale en culturele dynamiek die beïnvloed wordt door macht en ongelijkheid (Bennett & Burke, 2017). Studenten die een deadline niet halen of niet op het afgesproken tijdstip verschijnen krijgen vaak te maken met vooroordelen van docenten (lui, ongemotiveerd). Het is belangrijk om als docent open te staan voor mogelijke oorzaken van dit gedrag in relatie tot de sociale of culturele achtergrond van de student. Dit kan de relatie versterken en bijvoorbeeld het gevoel van veiligheid bevorderen, waardoor de feedbackinteractie beter op gang komt.
Materialen
Steeds vaker worden online tools voor bijvoorbeeld portfolio opbouw of peerfeedback ingezet in het feedbackproces. Studenten benutten dergelijke instrumenten vaak op verschillende manieren, waardoor deze instrumenten voor elke student een andere rol spelen in het feedbackproces. Een voorbeeld is het ervaren van informatie ‘overload’ als studenten moeite hebben met het navigeren in een online omgeving of het gevoel hebben te weinig controle te hebben over de technologie. Ook bij het ontwerp van een feedbackformulier moet rekening gehouden worden met de mogelijke invloed op het feedbackproces. Als ontwerper moet je dus nadenken in hoeverre het formulier of materiaal bij de lerende het gewenste leergedrag uitlokt.
Machtsverhoudingen
Machtsrelaties komen veel voor in een onderwijsomgeving. Niet alleen tussen docent en student maar ook tussen studenten onderling. Studenten kunnen bijvoorbeeld besluiten feedback achter te houden in peerfeedback, omdat ze de anderen geen voordeel willen geven. Een gevoel van ongelijkwaardigheid in een machtsrelatie kan een negatieve invloed hebben op de vertrouwensrelatie, waardoor het vragen en benutten van feedback moeilijker wordt. Er wordt vaak weinig aandacht besteed aan de invloed van macht in de relatie, waardoor het ‘een probleem van de student’ blijft.
Onze conclusies
Op basis van het artikel van Gravett komen we tot een aantal conclusies. Praktisch gezien helpt het inzetten van een socio-materieel perspectief om niet in de valkuil van de ‘one-size-fits-all’ oplossing te trappen. Door de interactie met de vier dimensies bij het ontwerpen van het feedbackproces mee te nemen is de kans groter dat het feedbackproces ook echt leidt tot leren. Dat betekent voor docenten dat zij zich bewust moeten zijn van de impact van de vier dimensies. Dat maakt het stimuleren van feedbackgeletterdheid een stuk complexer dan het op het eerste gezicht lijkt. Op het conceptuele vlak voegt Gravett met haar artikel iets toe aan de manier waarop we feedbackgeletterdheid zien. Feedbackgeletterdheid is geen geïsoleerde vaardigheid maar omvat eigenlijk tal van ‘geletterdheden’, zoals het interacteren met dimensies als ruimte, tijd, materialen en macht. Het ontwikkelen van deze geletterdheden vraagt onze aandacht als we feedbackgeletterdheid daadwerkelijk willen versterken. Op de vraag hoe we dat het beste kunnen doen in de praktijk geeft Gravett geen antwoord. In het leernetwerk zetten we onze zoektocht naar een antwoord op deze vraag nog even voort.
Referenties
Bennett, A., & Burke, P. J. (2017). Re/conceptualising time and temporality: An exploration of time in higher education. Discourse: Studies in the Cultural Politics of Education, 39(6), 913–925. https://doi.org/10.1080/01596306.2017.1312285
Gravett, K. (2020). Feedback literacies as sociomaterial practice. Critical Studies in Education, 1-14.
Sutton, P. (2012). Conceptualizing feedback literacy: Knowing, being, and acting. Innovations in Education and Teaching International, 49(1), 31–40. https://doi.org/10.1080/14703297.2012. 647781