Wat zijn inhoudelijke randvoorwaarden om programmatisch toetsen in te kunnen voeren?
Programmatisch toetsen past binnen een curriculum waarin het leren van de student centraal staat en waarin een expliciete ruggengraat aanwezig is. Deze ruggengraat wordt gevormd door duidelijke eindkwalificaties/leeruitkomsten/competenties.
Bespreek met elkaar of je duidelijke beslismomenten kunt aanwijzen in het curriculum:
- Waarover wil je een beslissing nemen (ten aanzien van dat studentleren)?
- Wanneer wil je dat doen?
Als het lukt om hier samen eenduidige antwoorden op de geven, dan kun je programmatisch toetsen gaan invoeren, als tenminste:
- Het management erachter staat en ervoor wil gaan.
- Er minimaal enkele kartrekkers in het team zijn die voorop willen lopen.
- De opleiding zichzelf toestaat om dingen uit te proberen en fouten te maken. Dus een leerbare houding van het team.
Wat is de meerwaarde van programmatisch toetsen?
Programmatisch toetsen heeft met name meerwaarde voor:
- De leerfunctie van toetsen: studenten krijgen de tijd en ruimte om fouten te maken en te leren van feedback, door de feedback echt te gebruiken.
- De selectiefunctie van toetsen: de beslissing die genomen wordt, is gestoeld op meerdere datapunten. Door meerdere datapunten te gebruiken ontstaat een rijk beeld van het niveau waarop een student functioneert. Dit rijke beeld is de basis voor het nemen van een robuuste zwaarwegende beslissing (betrouwbaar en valide).
Zie bijvoorbeeld ook het blog Programmatisch toetsen: waarom, wat en hoe? op vernieuwenderwijs.nl voor extra informatie.
Wat zijn overwegingen om programmatisch toetsen niet in te voeren?
Programmatisch toetsen moet passen bij je visie op onderwijs en leren. Programmatisch toetsen past niet goed bij onderwijsconcepten die uitgaan van beheersingsleren. Daarin staat de beheersing van afzonderlijke onderdelen binnen een taak centraal. Bijvoorbeeld bij een serie losse cursussen. Het past wel goed bij constructivistische concepten die uitgaan van de beheersing van taak als geheel, waarbij gewerkt wordt met lange leerlijnen en waarin complexe vaardigheden centraal staan.
Ook is het belangrijk dat je aan de zes uitgangspunten kunt voldoen. Tot slot zijn er nog praktische randvoorwaarden die je kunnen tegenhouden om programmatisch toetsen in te voeren.
Is programmatisch toetsen geschikt voor ieder type student, bijvoorbeeld ook voor bachelorstudenten of mbo-studenten?
Studenten zijn vaak een andere leercultuur en toetscultuur gewend. Ze zijn gewend aan het krijgen van cijfers en aan het afronden van leereenheden door middel van een toets. Daarnaast zijn studenten gewend dat ze door middel van cijfers “inzicht” hebben in hun voortgang. Dat geldt voor masterstudenten, bachelorstudenten, en ook voor mbo-studenten. Programmatisch toetsen is een geheel ander toetsconcept, en studenten moeten daaraan wennen.
Belangrijk is dat het gehele docententeam werkt aan het veranderen van de leercultuur en toetscultuur. Het succes van programmatisch toetsen staat of valt met de inzet en visie van docenten. Om de leercultuur en toetscultuur te veranderen moeten aspecten als feedback geven, open staan voor feedback en het durven maken van fouten onderdeel worden van de cultuur. Het is belangrijk studenten én docenten hierin te professionaliseren.
Wat vraagt programmatisch toetsen van de student/wat betekent programmatisch toetsen voor de rol van student?
Programmatisch toetsen vraagt van studenten een actieve rol in hun eigen leerproces. Binnen het curriculum moet dan ook aandacht zijn voor het stilstaan bij en groeien in die rol. Bijvoorbeeld aandacht voor feedback geletterdheid, het formuleren van en werken aan eigen leerdoelen, het geven van peerfeedback en transfer van leerervaringen.
Hoe wordt binnen programmatisch toetsen omgegaan met herkansingen?
Bij programmatisch toetsen gaat het niet over herkansen, maar over remediëren. Herkansen betekent vaak dat de student bij een nog onvoldoende beheersingsniveau een hele toets opnieuw moeten maken, of een bijgestelde versie van een product moet inleveren.
Bij programmatisch toetsen wordt, wanneer sprake is van een nog onvoldoende beheersingsniveau, uitgegaan van de beheersing van de vaardigheden. Wanneer op een beslismoment de verzamelde datapunten nog niet leiden tot een positieve beslissing, dan betekent dit dat de student verder gaat leren. Hij doet dit concreet door heel gericht extra datapunten te verzamelen. De docent en student bekijken samen op welke onderdelen de student zich nog extra moet ontwikkelen. In de ene situatie zal de student wellicht meer aandacht moeten besteden aan theorie, in een ander geval moet de student oefenen met een bepaalde vaardigheid. De exacte invulling van de remediatie is dus altijd afhankelijk van de ontwikkeling, en meer specifiek, de nog te ontwikkelen vaardigheden/aspecten van de student.